maandag 4 augustus 2008

Gastvrijheid en trots

Intussen kan ik al in elke middelgrote en grote stad in het land terecht bij vrienden of bij vrienden van vrienden (die dus ook automatisch je vrienden zijn) om te overnachten. Dat bespaart me heel wat hotelkosten. De ene plek is natuurlijk al wat deftiger dan de andere, maar het is meestal maar voor een korte periode.

Telkens ik ergens ben blijven overnachten belt de gastheer naar diegene die mij naar daar gestuurd heeft om te vragen wat ik over hen gezegd heb en vooral om na te gaan of ik toch geen slechte indruk van hen gekregen heb. Ze staan er op hun gasten goed te ontvangen. Eens de eerste barrières wegvallen, zijn Rwandezen heel gastvrije mensen. Ze zouden alles doen om je tevreden te stellen. Soms tot mijn grote schaamte. Zeker als ik in een redelijk arm gezin terecht kom waar ze hun eigen bed opgeven voor mij en waar ze alles uit de kast halen om mij een groot ontbijt voor te schotelen (en ik heb niet eens de gewoonte veel te eten ’s ochtend) of om mij ’s avonds één van de betere bieren te presenteren. Weigeren is echter geen optie en als ze weten dat ik in hun stad in een hotel ben blijven overnachten is het een drama want dan denken ze dat ik hun accomodatie niet goed genoeg vind.

Terwijl ik in het begin nogal wantrouwig was omdat veel mensen mij zagen als de rijke mzungu en ze achter mijn geld aanzaten (wat ook wel in veel gevallen nog steeds zo is), word ik nu meer en meer uitgenodigd om mij op café een pint of wat brochettes te trakteren. Er zijn zelfs avonden waar ik mijn geld niet moet en mag bovenhalen, wat dan ook weer genant is. Rwandezen zijn trotse mensen en willen niet zomaar als arm bestempeld worden, zelfs al moeten ze daarvoor de schijn ophouden en hun laatste frank uitgeven.

Geen opmerkingen: